woensdag 3 april 2013

verwerkingsopdracht verlichting


Verwerkingsopdracht verlichting

Opdracht filosofie

In de verlichting staat de menselijke rede centraal. Niet god en de kerk was belangrijk, maar de eigen rede. Je moest zelf over dingen nadenken en vertrouwen op natuurwetenschappelijke experimenten. Een belangrijke filosoof die wij ook met filosofie behandeld hebben is Descartes, met zijn beroemde uitspraak ‘Cogito ergo sum’, ik denk dus ik ben. In de verlichting was het zelf nadenken erg belangrijk, wat in deze uitspraak ook benadrukt wordt. Er zijn ook veel idealen uit de verlichting gekomen die we nu nog belangrijk vinden. De idealen die in de opdracht benoemd zijn, zijn het mondiger maken van mensen, eerlijke verdeling van de macht, verbetering van onderwijs en opvoeding, nadruk op verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid.
Ik denk dat deze idealen nu nog steeds heel belangrijk zijn, en als ze niet waren opgekomen dat de wereld, en vooral een westers land zoals Nederland er een heel stuk anders had uitgezien. Als eerste is het mondiger maken van mensen. Kant zegt over mondigheid: “Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder leiding van een andere. Deze onmondigheid heeft men aan zichzelf te wijten, indien de oorzaak ervan niet gelegen is in gebrek aan verstandelijke vermogens, maar in gebrek aan vastbeslotenheid en moed om zich ervan te bedienen zonder leiding van een ander. Sapere Aude! Heb de moed van je eigen verstand gebruik te maken!”  In de middeleeuwen waren de mensen vaak onderdrukt door de kerk. Toen de mensen mondiger werden, begonnen ze zich los te maken van de kerk, ze gingen zelf nadenken over dingen en namen niet alles gelijk aan. Dus juist door die mondigheid zijn mensen veel zelfstandiger geworden. Een hoop nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen zijn ontstaan buiten de kerk om. Zo mochten wetenschappers geen opmerkingen maken over ons zonnestelsel, omdat de kerk vond dat de aarde de centrale plek in ons universum moest zijn. De onderzoekers die ontdekt hebben dat dit helemaal niet waar is, hebben zich losgemaakt van de kerk door de mondigheid. Ook nu is het belangrijk dat wij niet alles zomaar van de overheid aannemen. Ten tweede het ideaal over een eerlijke verdeling van de macht. Er waren in die tijd veel arme mensen zonder enige kansen. Een rijke bovenlaag domineert de arme laag. Vooral in die tijd was het dus belangrijk dat mensen gelijke kansen kregen, en dit kan alleen maar door een gelijkere verdeling van macht. Van dit ideaal is veel terecht gekomen. In onze tijd zijn er geen (duidelijke) bevolkingslagen meer, je hebt niet meer een bepaalde ‘stand’. Dit betekent dat de macht in deze tijd heel gelijk verdeeld is. We hebben wel een regering die in feite veel macht heeft, maar deze kunnen wij kiezen door te stemmen. Ten derde is het ideaal van verbetering van onderwijs en opvoeding. Dit ideaal is voor mij de belangrijkste. Door goed onderwijs en een goede opvoeding creĆ«er je gelijke kansen. Door een goede opvoeding en opleiding ben je enorm zelfstandig, je kan voor jezelf zorgen. Onderwijs en opvoeding is iets wat altijd belangrijk is, dus deze idealen spelen in alle tijden een belangrijke rol. Vooral in Nederland is te zien dat er van dit ideaal veel terecht gekomen is, we hebben immers voor iedereen gratis onderwijs. Daarnaast kwam er nadruk op verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Net zoals de andere idealen is dit erg belangrijk, verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid zorgt ervoor dat mensen in vrede met elkaar kunnen leven, en vooral dat mensen niet onderdrukt worden. Ook van dit ideaal is in Nederland veel terecht gekomen, vooral van het deel van godsdienstvrijheid. In Nederland kunnen mensen vrij het geloof belijden wat ze zelf willen. Verdraagzaamheid is er nog niet op alle vlakken.