Titel:
Bezonken rood
Schrijver: Jeroen Brouwers
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van eerste uitgave: 1981
Jaar uitgave gelezen druk:2010
Aantal pagina’s: 152
Genre: :Psychologische oorlogsroman
De hoofdpersoon
in het verhaal is Jeroen Brouwers. Zijn moeder is eind januari 1981 gestorven.
Hij heeft haar nooit opgezocht in het bejaardentehuis. Het overlijden van zijn
moeder is hem ’s ochtends telefonisch bericht. Hij was niet aanwezig op de
crematie.
De hoofdpersoon lijdt aan plotselinge aanvallen, waarbij hij krankzinnig van angst wordt. De ‘angst- en emotiedempers’ die hij er tegen slikt, maken hem rustig en onverschillig, denken wordt onmogelijk en er treedt een vervreemding op van zichzelf.
Toen hij een tamelijk onevenwichtig leven leidde, zes à zeven jaar geleden, heeft hij Liza ontmoet. Hij is slechts drie dagen in haar gezelschap geweest. Toch is ze zeer belangrijk in zijn leven. Dit komt doordat hij een moederfiguur in haar ziet. Na deze korte relatie is hij getrouwd met een andere vrouw. Ze schonk hem een kind. Na de dood van zijn moeder moet hij zowel aan haar als aan Liza denken, in dezelfde hoeveelheid van liefde als van afkeer. ‘Ik voel niets en ik wil niets voelen.’
Brouwers heeft samen met zijn grootmoeder, moeder en zus in het Jappenkamp Tjideng gezeten, waar Kenitji Sone de commandant was. Jeroen woonde er van zijn derde tot en met zijn vijfde levensjaar.
De ellende van het kamp is voor hem pas later realiteit geworden. Destijds heeft hij, als ‘egoïstische levenslustige kleuter’, helemaal niet geleden. Zo heeft hij geen slechte herinnering aan de psychologische foltering. Deze bestond eruit dat, van tijd tot tijd alle jongetjes afscheid van hun moeder moesten nemen omdat ze werden opgehaald met onbekende bestemming, waarna ze soms dagenlang wegbleven.
Nadat de moeder van Brouwers, door Sone persoonlijk, tot bloedens toe in het kruis is getrapt, zegt Jeroen het volgende: ‘Geboekstaafd is: “Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden”.’ En hij denkt: ‘nu wil ik een ander want deze is kapot’, zoals hij later, bij de geboorte van zijn dochtertje denkt: ‘nu wil ik een andere vrouw.’
Voor Jeroen was de tijd na de oorlog pas traumatisch. Zijn moeder laat hem achter in een pensionaat. Ze heeft hem verraden, zo voelt Jeroen het. Bij de afscheidszoen valt de voile van zijn moeder voor zijn lippen. “Dit ‘voorval’ is tekenend voor de rest van mijn leven: wij kussen elkaar door een traliewerk van spinnenweb”. Hij stelt zich enkele keren voor wat zijn moeder en hijzelf gedaan hebben op het moment dat ze overleed. Zo beschrijft hij uitvoerig wat er te zien was op de televisie.
Toen hij nog kampbewoner was, is zijn grootmoeder overleden. Vele kampbewoners overleden, maar hij had geen enkele gevoelens, zelfs niet toen zijn kampvriendjes overleden.
die middag gaat hij rondrijden in zijn auto. Hij verlangt naar Liza. Hij belandt letterlijk en figuurlijk in mist, en verdwaald. Uiteindelijk stapt hij uit zijn auto en begint hij te lopen door het bos. Hij komt aan bij een zwart meer. Hier denkt hij aan zijn overleden moeder. Tevens denkt hij terug aan het kamp. Hij wilde zijn moeder wel verzorgen, maar hij kon niets meer voor haar doen, dan voorlezen uit het boek Daantje, het boek waaruit zijn moeder hem heeft leren lezen en voor hem van grote waarde is. Nu zijn moeder dood is, hoopt hij dat Liza verschijnt.
Brouwers rijdt terug naar huis en ‘ik ben aan mijn werktafel gaan zitten om zogenaamd onaangeraakt, onaangedaan, onverstoord, het werk aan mijn boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur,
De hoofdpersoon lijdt aan plotselinge aanvallen, waarbij hij krankzinnig van angst wordt. De ‘angst- en emotiedempers’ die hij er tegen slikt, maken hem rustig en onverschillig, denken wordt onmogelijk en er treedt een vervreemding op van zichzelf.
Toen hij een tamelijk onevenwichtig leven leidde, zes à zeven jaar geleden, heeft hij Liza ontmoet. Hij is slechts drie dagen in haar gezelschap geweest. Toch is ze zeer belangrijk in zijn leven. Dit komt doordat hij een moederfiguur in haar ziet. Na deze korte relatie is hij getrouwd met een andere vrouw. Ze schonk hem een kind. Na de dood van zijn moeder moet hij zowel aan haar als aan Liza denken, in dezelfde hoeveelheid van liefde als van afkeer. ‘Ik voel niets en ik wil niets voelen.’
Brouwers heeft samen met zijn grootmoeder, moeder en zus in het Jappenkamp Tjideng gezeten, waar Kenitji Sone de commandant was. Jeroen woonde er van zijn derde tot en met zijn vijfde levensjaar.
De ellende van het kamp is voor hem pas later realiteit geworden. Destijds heeft hij, als ‘egoïstische levenslustige kleuter’, helemaal niet geleden. Zo heeft hij geen slechte herinnering aan de psychologische foltering. Deze bestond eruit dat, van tijd tot tijd alle jongetjes afscheid van hun moeder moesten nemen omdat ze werden opgehaald met onbekende bestemming, waarna ze soms dagenlang wegbleven.
Nadat de moeder van Brouwers, door Sone persoonlijk, tot bloedens toe in het kruis is getrapt, zegt Jeroen het volgende: ‘Geboekstaafd is: “Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden”.’ En hij denkt: ‘nu wil ik een ander want deze is kapot’, zoals hij later, bij de geboorte van zijn dochtertje denkt: ‘nu wil ik een andere vrouw.’
Voor Jeroen was de tijd na de oorlog pas traumatisch. Zijn moeder laat hem achter in een pensionaat. Ze heeft hem verraden, zo voelt Jeroen het. Bij de afscheidszoen valt de voile van zijn moeder voor zijn lippen. “Dit ‘voorval’ is tekenend voor de rest van mijn leven: wij kussen elkaar door een traliewerk van spinnenweb”. Hij stelt zich enkele keren voor wat zijn moeder en hijzelf gedaan hebben op het moment dat ze overleed. Zo beschrijft hij uitvoerig wat er te zien was op de televisie.
Toen hij nog kampbewoner was, is zijn grootmoeder overleden. Vele kampbewoners overleden, maar hij had geen enkele gevoelens, zelfs niet toen zijn kampvriendjes overleden.
die middag gaat hij rondrijden in zijn auto. Hij verlangt naar Liza. Hij belandt letterlijk en figuurlijk in mist, en verdwaald. Uiteindelijk stapt hij uit zijn auto en begint hij te lopen door het bos. Hij komt aan bij een zwart meer. Hier denkt hij aan zijn overleden moeder. Tevens denkt hij terug aan het kamp. Hij wilde zijn moeder wel verzorgen, maar hij kon niets meer voor haar doen, dan voorlezen uit het boek Daantje, het boek waaruit zijn moeder hem heeft leren lezen en voor hem van grote waarde is. Nu zijn moeder dood is, hoopt hij dat Liza verschijnt.
Brouwers rijdt terug naar huis en ‘ik ben aan mijn werktafel gaan zitten om zogenaamd onaangeraakt, onaangedaan, onverstoord, het werk aan mijn boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur,
dat ik onder
handen had, te hervatten’. Het wil echter niet vlotten. Hij begint te drinken.
Hoe meer hij drinkt, hoe minder hij trilt....
Bron samenvatting: http://www.scholieren.com/boekverslagen/4351
Kenmerken van deze stroming
De stroming van dit boek is
romantiek. In een romantische stroming spelen gevoelens een sterkere rol ook
het individu werd steeds belangrijker. De verbeeldingskracht speelt een
belangrijke rol. Mensen hebben vaak een pessimistische kijk op het leven en men
vluchtte uit de werkelijkheid.
De verbeeldingskracht in dit boek
is ook heel sterk aanwezig. De hoofdpersoon van het verhaal Brouwers wordt
constant geteisterd door angsten en enge beelden die hij niet onder controle
heeft.
‘Soms is mijn angst zo erg dat
het mij voorkomt dat mijn gezicht op een papperige manier vloeibaar is geworden
en bezig is in klodders van mij af te druipen, - na de angstaanval is het of ik
een ander gezicht heb gekregen en ik mijn eigen vertrouwde spiegelbeeld niet
zal herkennen.[…] Wat mij had overvallen was: angst. Ik ging op de bank zitten
die bij de telefoon aan het raam staat en strekte mijn hand uit naar het
plastic pillenkokertje, naast de telefoon, op de vensterbank. […] Ik nam niet
een handvol pillen, ik nam één pil. Ik stond op om in de keuken de pil door te
spoelen, niet met jenever, maar met water. Het is mijn tijd nog niet en zeker
niet wil ik gelijktijdig met mijn moeder, aan haar hand, de grote oversteek
maken. Toen ik even later opnieuw aan het huiskamerraam stond, voelde ik de
rust en de onverschilligheid in mij dalen. Ik zag dat ik al uit mijzelf was
weggeleid: aan de andere kant van het raam, op minder dan een meter van mij
vandaan, stond misschien mijn andere, mijn door angst bevangen ik, -in ieder
geval stond daar een naakte vent in de mist, wiens gezicht uit brij-achtige
viscositeit bestond die bezig was in klodders van hem af te druipen. […]
Gelijktijdig deden hij en ik een paar stappen terug, waarbij ik hem aan de
andere kant van het raam achteruitlopend in de mist zag verdwijnen.’
-Bladzijde 14, 15.
In dit stukje ziet hij een
afdruipend gezicht, maar dat is niet realistisch. Je ziet duidelijk dat de
angst hem in zijn macht heeft. Hij ziet sommige dingen niet meer helder.
Pessimisme komt in dit boek ook
heel duidelijk voor. Dat is te zien in dit stukje van het boek.
‘Dat mijn moeder haar leven lang zo moedig
is geweest, zei iedereen, staande bij haar kist. Haar niet te verwoesten
optimisme, haar vrolijkheid, dat ze altijd lachte. Van mij zal dit alles niet
kunnen worden gezegd. Ik ben niet optimistisch, ik ben ook niet vrolijk, en wil
ik lachen zoals (dat is waar) mijn moeder altijd lachte moet er wel iets érg
leuks gebeuren of worden opgemerkt. Ik lijk wat dat betreft niet op haar, - en
zo moedig zoals zij was, ben ik ook niet, ik ben integendeel eigenlijk nogal
bang, sterker: bij tijd en wijle ben ik half krankzinnig van angst (om
onbestemde dingen die mij opeens ‘bedreigen’).’
-Bladzijde 13
Brouwers zegt het eigenlijk al
voor, hij is niet een optimistisch maar een pessimistisch persoon
De hoofdpersoon vlucht in het
onderstaand stukje weg naar het natuur ook dat is een belangrijk kenmerk voor
de romantische stroming.
Naar mijn mening is het boek heel
erg pessimistisch, wat tevens de voedingsbodem is van de romantiek. Alleen ik
twijfelde een beetje met realisme aangezien heel veel mensen de vervelende
gebeurtenissen in de jappenkampen proberen te vergeten met “maar we hebben
gelachen”. Na mijn twijfels kwam ik toch op de conclusie dat het boek gerekend
kan worden tot de romantiek, met een klein beetje realisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten