donderdag 6 februari 2014

Stromingsboek verslag periode 1880-1940 De uitvreter

Titel: De Uitvreter
Schrijver: Nescio (J.H.F. Grönloh)
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van eerste uitgave: 1911
Jaar uitgave gelezen druk:2006
Aantal pagina’s: 40
Genre: novelle

Samenvatting
‘De Uitvreter’ vertelt het (korte) verhaal van Japi (‘Z’n achternaam heb ik nooit geweten’), oftewel de Uitvreter. Het verhaal wordt door Koekebakker verteld.
Japi raakt ‘bevriend’ met de Amsterdamse schilder Bavink, wanneer ze samen op een schip naar de Zijpe zitten. Ze raken aan de praat en Bavink is wel geïnteresseerd in het nietsdoen en ‘versterven’ van Japi. Ze reizen samen door naar Amsterdam, waar Japi Koekebakker en zijn vriend Hoyer ontmoet.
Japi verblijft geruime tijd in Amsterdam, terwijl hij op de zakken van Bavink en Koekebakker teert. Hij maakt enkele tochten naar België, Frankrijk en Friesland, maar na een paar weken duikt hij altijd weer op. Na een paar jaar krijgt Japi toch het gevoel dat ook hij iets moet gaan doen voor de kost en hij begint te solliciteren bij verschillende kantoren. Dit levert bijna altijd niets op, maar na een paar sollicitaties kan hij aan de slag. In de tussentijd heeft hij het Franse meisje Jeanne ontmoet en meteen is hij smoorverliefd. Dan raakt Jeanne echter ziek: ze heeft een ontsteking aan de borst en zal niet lang meer leven. Japi werkt harder dan ooit tevoren, totdat hij er genoeg van heeft en besluit te stoppen.
Om de laatste passage te omschrijven, gebruik ik een citaat: ‘In Mei trok i naar Nijmegen. Daar schreef i me op een briefkaartje, dat Jeanne aan haar borstkwaal gestorven was. Daar hatti op gewacht, schreef i. Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. ‘“Maak je niet druk, ouwe jongen,” had Japi gezegd, en toen was i er afgestapt met zijn gezicht naar het Noord-Oosten.’
Na een kort leven van ‘uitvreten’ heeft Japi zichzelf verdronken.

Kenmerken van deze stroming
ik zat te twijfelen tussen neoromantische stroming en het naturalisme, uiteindelijk heb ik gekozen voor de neoromantische . Deze literaire stroming heeft een paar bepaalde kenmerken;
1) Escapisme: de neiging tot het ontvluchten van het dagelijks leven.
2) Zwerflust.
3) Het verzetten tegen de maatschappij.
4) Het hebben van onvervulbare verlangens.

Het escapisme zien we goed terug in het gedrag van Japi: hij zit dagenlang aan de waterkant, na te denken over het leven. In geen enkele mate is hij geïnteresseerd in wat dan ook: ‘“Nee Goddank”, zei Japi, “en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.”’ Men zou op het eerste gezicht denken dat Japi te lui is om te werken, maar deze luiheid straalt hij niet in het verhaal uit. Je krijgt als lezer echt het gevoel dat het vlugge leven gewoonweg niet voor Japi gemaakt is.
De zwerflust uit de neoromantiek zien we terug in de vele reizen van Japi: het gebeurt meer dan eens dat hij voor een paar weken vertrekt naar bijvoorbeeld Brussel, Normandië, Friesland (waarvan de reis altijd onopgehelderd is gebleven) en zelfs Afrika. Wat hij tijdens deze reizen doet is onduidelijk, maar het is wel duidelijk dat hij ook in verre landen leeft van andermans goedheid.
Japi verzet zich op een ongewone manier tegen de maatschappij van zijn tijd. Hij voert geen actie, noch protesteert hij. Nee, zijn verzet bestaat uit het langs de waterkant zitten: hij weigert te werken en deel te nemen aan de maatschappij. Bavink en Koekebakker weten allebei van wanten, maar helaas slaat hun werklust niet over op Japi. Japi blijft liever versterven, terwijl hij nadenkt over zijn leven.
De onvervulbare verlangens worden meteen al duidelijk in hoofdstuk I: ‘Hij had maar één wensch: te versterven, onaandoenlijk te worden voor honger en slaap, voor kou en nat. Dat waren je groote vijanden. Eeuwig en altijd moest je weer eten en slapen, moet je weg van de kou, werd je nat en beroerd of moe. Zoo’n waterplas heeft ’t maar goed, die golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk. Hij heeft nergens last van.’
Als laatste romantisch kenmerk, zou ik de Weltschmerz kunnen noemen. Dit lijden zien we pas terug in het laatste hoofdstuk: Jeanne ligt op sterven, zes van zijn zeven kinderen komen te overlijden en Japi komt erachter dat het leven niet voor hem gemaakt is (‘O nee. Te sappel had i zich gemaakt. Vijftien jaar ouder geworden was i in de laatste drie, vier jaar.’). Je moet het laatste hoofdstuk meerdere malen teruglezen om het grauwe, donkere pessimisme te ontdekken. Maar wanneer je dit eenmaal hebt ontdekt, zul je zien dat dit dunne boekje niet zo makkelijk te doorgronden is.

De Uitvreter van Nescio is niet echt een duidelijke exponent van de neoromantiek. Ik meldde al eerder dat ik moeite had te kiezen tussen het naturalisme en de neoromantiek.De Uitvreter bevat namelijk ook naturalistische kenmerken. Zo is Japi geen bijzondere protagonist. Nee, Japi is gewoon een mens zoals ieder ander. Het verhaal wordt objectief verteld door Koekebakker en door het hele verhaal heen zien we geen spoortje van Nescio zelf. Het belangrijkste naturalistische kenmerk is misschien wel de ontnuchtering van Japi: hij leeft eerst heel simpel, maar dan komt hij erachter dat het leven niet voor hem is weggelegd.
De Uitvreter bevat dus ook zeker naturalistische kenmerken en kan daardoor niet worden omschreven als een duidelijke representant van de neoromantiek.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten