Titel: De Uitvreter
Schrijver: Nescio (J.H.F.
Grönloh)
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van eerste uitgave: 1911
Jaar uitgave gelezen druk:2006
Aantal pagina’s: 40
Genre: novelle
Samenvatting
‘De Uitvreter’ vertelt het
(korte) verhaal van Japi (‘Z’n achternaam heb ik nooit geweten’), oftewel de
Uitvreter. Het verhaal wordt door Koekebakker verteld.
Japi raakt ‘bevriend’ met de
Amsterdamse schilder Bavink, wanneer ze samen op een schip naar de Zijpe
zitten. Ze raken aan de praat en Bavink is wel geïnteresseerd in het nietsdoen
en ‘versterven’ van Japi. Ze reizen samen door naar Amsterdam, waar Japi
Koekebakker en zijn vriend Hoyer ontmoet.
Japi verblijft geruime tijd in
Amsterdam, terwijl hij op de zakken van Bavink en Koekebakker teert. Hij maakt
enkele tochten naar België, Frankrijk en Friesland, maar na een paar weken
duikt hij altijd weer op. Na een paar jaar krijgt Japi toch het gevoel dat ook
hij iets moet gaan doen voor de kost en hij begint te solliciteren bij
verschillende kantoren. Dit levert bijna altijd niets op, maar na een paar
sollicitaties kan hij aan de slag. In de tussentijd heeft hij het Franse meisje
Jeanne ontmoet en meteen is hij smoorverliefd. Dan raakt Jeanne echter ziek: ze
heeft een ontsteking aan de borst en zal niet lang meer leven. Japi werkt
harder dan ooit tevoren, totdat hij er genoeg van heeft en besluit te stoppen.
Om de laatste passage te
omschrijven, gebruik ik een citaat: ‘In Mei trok i naar Nijmegen. Daar schreef
i me op een briefkaartje, dat Jeanne aan haar borstkwaal gestorven was. Daar
hatti op gewacht, schreef i. Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon
prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat
in de gaten. ‘“Maak je niet druk, ouwe jongen,” had Japi gezegd, en toen was i
er afgestapt met zijn gezicht naar het Noord-Oosten.’
Na een kort leven van ‘uitvreten’
heeft Japi zichzelf verdronken.
Kenmerken van deze stroming
ik zat te twijfelen tussen
neoromantische stroming en het naturalisme, uiteindelijk heb ik gekozen voor de
neoromantische . Deze literaire stroming heeft een paar bepaalde kenmerken;
1) Escapisme: de neiging tot het
ontvluchten van het dagelijks leven.
2) Zwerflust.
3) Het verzetten tegen de
maatschappij.
4) Het hebben van onvervulbare
verlangens.
Het escapisme zien we goed terug
in het gedrag van Japi: hij zit dagenlang aan de waterkant, na te denken over
het leven. In geen enkele mate is hij geïnteresseerd in wat dan ook: ‘“Nee
Goddank”, zei Japi, “en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen
anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.”’ Men zou op het eerste gezicht
denken dat Japi te lui is om te werken, maar deze luiheid straalt hij niet in
het verhaal uit. Je krijgt als lezer echt het gevoel dat het vlugge leven
gewoonweg niet voor Japi gemaakt is.
De zwerflust uit de neoromantiek
zien we terug in de vele reizen van Japi: het gebeurt meer dan eens dat hij
voor een paar weken vertrekt naar bijvoorbeeld Brussel, Normandië, Friesland
(waarvan de reis altijd onopgehelderd is gebleven) en zelfs Afrika. Wat hij
tijdens deze reizen doet is onduidelijk, maar het is wel duidelijk dat hij ook
in verre landen leeft van andermans goedheid.
Japi verzet zich op een ongewone
manier tegen de maatschappij van zijn tijd. Hij voert geen actie, noch
protesteert hij. Nee, zijn verzet bestaat uit het langs de waterkant zitten:
hij weigert te werken en deel te nemen aan de maatschappij. Bavink en Koekebakker
weten allebei van wanten, maar helaas slaat hun werklust niet over op Japi.
Japi blijft liever versterven, terwijl hij nadenkt over zijn leven.
De onvervulbare verlangens worden
meteen al duidelijk in hoofdstuk I: ‘Hij had maar één wensch: te versterven,
onaandoenlijk te worden voor honger en slaap, voor kou en nat. Dat waren je
groote vijanden. Eeuwig en altijd moest je weer eten en slapen, moet je weg van
de kou, werd je nat en beroerd of moe. Zoo’n waterplas heeft ’t maar goed, die
golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk.
Hij heeft nergens last van.’
Als laatste romantisch kenmerk,
zou ik de Weltschmerz kunnen noemen. Dit lijden zien we pas terug in het
laatste hoofdstuk: Jeanne ligt op sterven, zes van zijn zeven kinderen komen te
overlijden en Japi komt erachter dat het leven niet voor hem gemaakt is (‘O
nee. Te sappel had i zich gemaakt. Vijftien jaar ouder geworden was i in de
laatste drie, vier jaar.’). Je moet het laatste hoofdstuk meerdere malen
teruglezen om het grauwe, donkere pessimisme te ontdekken. Maar wanneer je dit
eenmaal hebt ontdekt, zul je zien dat dit dunne boekje niet zo makkelijk te
doorgronden is.
De Uitvreter van Nescio is niet
echt een duidelijke exponent van de neoromantiek. Ik meldde al eerder dat ik
moeite had te kiezen tussen het naturalisme en de neoromantiek.De Uitvreter
bevat namelijk ook naturalistische kenmerken. Zo is Japi geen bijzondere
protagonist. Nee, Japi is gewoon een mens zoals ieder ander. Het verhaal wordt
objectief verteld door Koekebakker en door het hele verhaal heen zien we geen
spoortje van Nescio zelf. Het belangrijkste naturalistische kenmerk is
misschien wel de ontnuchtering van Japi: hij leeft eerst heel simpel, maar dan
komt hij erachter dat het leven niet voor hem is weggelegd.
De Uitvreter bevat dus ook zeker
naturalistische kenmerken en kan daardoor niet worden omschreven als een
duidelijke representant van de neoromantiek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten